Spinnen (Araneae) zijn een orde van geleedpotigen die behoren tot de klasse van de spinachtigen (Arachnida). Andere spinachtigen worden ook wel met ‘spin’ aangeduid, zoals de zeespinnen en de zweepspinnen. De vertegenwoordigers van de orde Araneae worden daarom ook wel ‘echte spinnen’ genoemd om ze van de andere groepen te onderscheiden.
Er zijn ruim 45.000 verschillende soorten spinnen beschreven. Spinnen hebben een wereldwijde verspreiding en kennen een grote variatie in lichaamsbouw, gedrag en voedselspecialisatie.[2] Er zijn niet alleen zeer vele soorten spinnen, maar binnen een soort is de populatiedichtheid vaak ook erg hoog. De Britse spinnenkenner W. S. Bristowe omschreef de spinnen eens als een reusachtig tapijt dat de aarde omspant. Spinnen worden verdeeld in twee basale groepen: de tangkakigen of Araneomorphae en de rechtkakigen of vogelspinachtigen (Mygalomorphae).
In België en Nederland leven bijna 700 verschillende soorten spinnen. Een aantal spinnen komt zeer algemeen voor en is bij het grote publiek bekend. Voorbeelden zijn de huisspin en de trilspin die in huizen leven en in tuinen komt de kruisspin algemeen voor. Sommige spinnen zijn echter zeldzaam en worden door wetgeving beschermd, een voorbeeld is de lentevuurspin.
Spinnen zijn terrestrisch; het zijn typische landbewonende roofdieren die levende prooidieren eten, die in de regel gevangen worden met behulp van spinsel. Veel spinnen maken een vangweb en zijn passieve jagers; ze wachten tot een prooidier in het web verstrikt raakt waarna de prooi wordt buitgemaakt. Andere spinnen jagen actief op prooien of wachten vanuit een hinderlaag. Spinnen ruimen grote hoeveelheden insecten op, vooral vliegen en muggen. Een aantal spinnen heeft zich gespecialiseerd in het vangen van andere dieren als op het land levende kreeftachtigen zoals pissebedden, rechtvleugeligen zoals sprinkhanen, mieren of andere spinnen (zoals de spinneneters).
Spinnen zijn er in diverse vormen, kleuren en maten. Een aantal tropische soorten wordt groter en heeft soms bonte kleuren, een markante lichaamsvorm of karakteristieke uitsteeksels. De meeste spinnen hebben echter een goede camouflage. Een aantal spinnen is zo sterk gecamoufleerd dat ze niet meer als zodanig te herkennen zijn. Voorbeelden zijn spinnen die lijken op dierlijke uitwerpselen of plantendelen zoals bladeren en takjes. Er zijn ook soorten die andere dieren zoals wespen of mieren imiteren.
De meeste spinnen blijven klein en hebben een lichaamslengte -exclusief poten- van ongeveer een centimeter. De kleinste spinnensoorten worden niet langer dan één millimeter. De grootste soorten kunnen een spanwijdte van de poten hebben van meer dan 25 centimeter.